...
...
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op zondag, juni 24, 2007 0 reacties
Oog in oog met mensen met een verstandelijke handicap.
...
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op zondag, juni 24, 2007 0 reacties
Op de opiniepagina van het Nederlands Dagblad staat een column:
Handen los
door Wim H. Dekker
'Verstandelijk gehandicapte hééft seksueel gevoel.' Breeduit stond deze kop over de voorpagina van deze krant. Boven aan de trap staande, met een pril morgenzicht op de mat bij de voordeur, las ik het, in mijn armen mijn zoontje van anderhalf. Beschaamd riep ik mijzelf tot de orde.Ik betrap mijzelf te vaak op het zijdelings de krant lezen, met een kind op schoot, aandacht veinzend. 'Zij ook, jongen, zei ik toen maar. Net als wij. Ja, jij ook. Binnenkort zit je in je oedipale fase. Net als je broer. Hij werd boos op ons toen hij je moeder en mij hand in hand zag fietsen. Zittend in de fietskar riep hij: Handen los. Papa, loslaten!'
Verstikte gevoelens
Deze toespraak was een directe uitloop van de lessen die ik die week gegeven had. Ik behandelde daarin de maatschappijkritiek van Foucault. Een van zijn stellingen is dat de westerse samenleving, onder invloed van Freud, overtuigd is geraakt van het feit dat een kind een seksueel wezen is. Een kleine honderd jaar geleden had de kop dus geluid: kind hééft seksuele gevoelens. Volgens Foucault, publicerend in de jaren zeventig, heeft de freudiaanse 'ontdekking van de seksualiteit van het kind' volkomen verkeerd uitgepakt. Dat het kind een driftleven zou hebben, was voor ouders een ontzettende ontdekking. Het riep gevoelens van weerzin op. En angst. Angst voor de zonde en de perversiteit. Wanhopig keken ouders naar hun seksuele kind. Help, dit is mijn kind.
Opvoedingstips
Pedagogen en psychologen schoten massaal te hulp. Met allerlei opvoedingstips en instructies rukten zij uit om het potentieel gevaarlijke seksuele leven van het kind in te dammen. Driften moet je leren beheersen, disciplineren. En, zo zei Foucault in de jaren zeventig, het gevolg is dat wij westerlingen nog nooit zoveel over seksualiteit hebben gesproken, nu zelfs met onze kinderen. Maar bevrijdend heeft het niet gewerkt. Onder het mom van erkenning van de seksuele gevoelens van het kind (ook als seksueel wezen mag je er zijn, jongen) werden diezelfde gevoelens door middel van morele verhandelingen, beschamende vertogen, vrijheid ontnemende instructies en regelingen verstikt en onderdrukt. Volledig verkrampt. Fataal voor iedereen, maar in het bijzonder voor homo's en andere seksueel alternatieven.
Bevrijde gevoelens
De toenmalige maatschappijkritiek van Foucault en anderen heeft diepe sporen getrokken in de westerse cultuur. Tijdens de seksuele revolutie van de jaren zeventig werden al die onderdrukkende verhandelingen van pedagogen en psychologen als een juk afgeworpen. Allemaal moralisme. Onderdrukking van het driftleven, ingegeven door de belangen van de kapitalistische bourgeoisie en de kerk. De daarvoor in de plaats komende cultus van de vrije seksualiteit hield geen ontkenning in van Freuds constatering dat een kind een seksueel wezen is. Integendeel. De gevoelswereld van een kind werd juist verheerlijkt als zijnde nog niet aangetast door al die disciplinerende verhandelingen van pedagogen en psychologen. Massaal ging men op zoek naar het onbedorven en onaangetaste (seksuele) kind in zichzelf. Dat moest ontketend worden, bevrijd van alle dwang. De pedagogen en psychologen bekeerden zich onder invloed van Foucault van hun dwaalwegen. Hulpverlening kwam te staan in het teken van het ontdekken van je gevoel en verlangens. Seksualiteit moest bevrijd worden en niet aan banden gelegd. Het is nog steeds de teneur, zij het dat pedofilie sinds de jaren negentig niet langer op emanciperende hulpverlening kan rekenen. Gevolg was de liberale seksuele cultuur waar we nu nog midden in zitten. Een voortdurend bombardement van seksuele beelden, verhandelingen, verhalen, bekentenissen en spelletjes resulterend in een voortdurende fixatie op de eigen seksuele gevoelens. Voor velen is het gevoel het belangrijkste kompas in het leven geworden. De gewetensvraag in het (seksuele) leven is of het goed voelt.
Gevoelsethiek
In orthodox-christelijke kring heeft men het er maar moeilijk mee. De Bijbels gefundeerde, rationeel getinte moraal van de jaren tachtig en daarvoor, ik noem het maar de Douma-, Velema- en Hoek-ethiek, was bepaald geen gevoelsethiek. Goed was niet wat goed voelde, maar dat wat, Bijbels beredeneerd, Gods wil was. Hele boeken werden zo volgeschreven over homofilie, anticonceptie en seksualiteit voor en in het huwelijk. Bepaald geen hedonistische pennenvruchten, hoezeer steeds benadrukt werd dat seksualiteit een gave van God was en is. Ondertussen blijkt uit onderzoek in de EO-achterban dat ook hier veel verandert. Anticonceptie, een technische voorziening om seksueel genot los te maken van de kinderzegen, wordt zonder twijfel gebruikt. Velen pleiten voor opschorting van het verbod op homoseksualiteit omdat onderdrukking van seksuele verlangens als een onoverkomelijk offer wordt gezien. Wat goed voelt voor ons, zal ook wel goed voelen voor God. De opkomst van die gevoelsethiek in orthodox-christelijke kring bevalt mij niet. Tegelijkertijd kan ik met de wat-mag-wel- en wat-mag-nietbenadering van de jaren '80 ook niet goed uit de voeten. Zonder het precies te kunnen onderbouwen benader ik ook deze thematiek steeds meer vanuit de vraag naar het goede leven. Dat wat passend lijkt in de dienst aan God en de naaste en zo begrenzend werkt voor de eigen gevoelsimpulsen.
Vader
Maar een verstandelijk gehandicapte hééft seksuele gevoelens. De schreeuwende kop, die ik overigens niet zo smaakvol vond, zat mij te veel in de sfeer van de gevoelsethiek. Alsof het een automatisme zou zijn: hij heeft het gevoel en hij moet er dus wat mee doen. Laten we er vooral voor bewaard worden dat we met al onze seksuele gevoelens iets moeten. De verhalen in Genesis over Noach, Lot en de zonen van Jakob zijn wat dit betreft leerzame oerverhalen. Tegelijkertijd is het gevoel er wel. Ook bij hun ouders, begeleiders of de pedagoog. En je hoeft niet heel lang te reflecteren op je eigen seksuele gevoelens om te ontdekken dat deze zowel hoogten als diepten in zich herbergen. Het goede leven leidt je niet zomaar. Dat vraagt oefening, bekering, vergeving en vernieuwing. Ook van mensen met een verstandelijke beperking. Als ouder zou je je (verstandelijk gehandicapte) kind sommige dingen willen besparen. Wellicht jezelf ook. Het vergt enige moed om het seksuele gevoel van jezelf en dat van je kind onder ogen te zien. Het zal wel moeten. De blik van de Vader wil soms helpen.
Wim H. Dekker is als docent sociologie verbonden aan de academie voor Sociale Studies en de Master Contextuele Hulpverlening van de Christelijke Hogeschool Ede.
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op zaterdag, juni 23, 2007 0 reacties
Wim Verboom is werkzaam geweest als bijzonder hoogleraar, namens de Gereformeerde Bond in de PKN, en speciale aandacht besteed aan catechese en de Heidelbergsche Catechismus. Een van de vruchten daarvan is de publicatie: Hulde aan de Heidelberger. Over de waarde van leerdienst en catechismus
Op bladzijde 187 schrijft hij: “Eén groep gemeenteleden is tot dusver buiten beeld gebleven. De gemeenteleden met een verstandelijke beperking. Dat over hen nog niets gezegd is, komt misschien wel voort uit een zekere verlegenheid. Onze eerste reactie kan immers zijn: wat hebben verstandelijk gehandicapten met een catechismuspreek te maken? Het hebben van een verstandelijke beperking is toch gewoon al een afdoende reden om de catechismuspreek als leermiddel voor hen af te wijzen? Ik begrijp dat. De catechismuspreek ruimt een grote plaats in voor cognities. Ze gaat uit van een praktijk in de kerk waarop de zinsnede uit het klassiek gereformeerde doopformulier doelt: ‘Als zij tot hun verstand zullen gekomen zijn’. Toch zie ik ook mogelijkheden om voor de verstandelijk gehandicapten een ‘aangepaste catechismusdienst’ te houden. Waarom zouden verstandelijk gehandicapten niets met een bijbels thema als bijvoorbeeld ‘bidden’ kunnen beginnen? Sterker nog: we zouden op dit punt veel van hen kunnen leren.”
Het is opmerkelijk dat hij niet aangeeft, wat wij van mensen met een verstandelijke handicap kunnen leren. Temeer omdat de insteek van Verboom enorm cognitivisch, rationalistisch is.
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op vrijdag, juni 22, 2007 0 reacties
...
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op maandag, juni 18, 2007 0 reacties
...
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op vrijdag, juni 15, 2007 0 reacties
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op dinsdag, juni 12, 2007 0 reacties
In het Algemeen Dagblad staat een artikel, waaruit blijkt dat mensen met een verstandelijke handicap nog steeds niet zijn geaccepteerd.
Club bant korfballend jochie
Door IVAR PENRIS
HOUTEN - Fred en Annemieke Fijn weten niet hoe ze het hun verstandelijk gehandicapte zoon Yorick uit moeten leggen: na een jaar enthousiast trainen mag hij opeens niet meer wekelijks naar zijn korfbalclub.
Yorick korfbalt nu met zijn vader in de tuin, met een wasmand als korf. Zijn club Victum/IGCN in Houten deelde woensdag na de training mee dat de 11-jarige Yorick niet meer mee mag doen omdat hij te veel tijd en aandacht opeist.,,Hij blijft toch vragen wanneer hij dan weer wél naar korfbal mag. Als je dan ‘nooit meer’ moet zeggen, breekt je hart.’’ Annemieke Fijn zag de bui al hangen toen ze drie weken geleden een brief van het bestuur kreeg dat de deelname van Yorick aan het nu één jaar oude gehandicaptenteam van de club zou worden geëvalueerd. ,,Maar het viel me rauw op mijn dak toen Yorick en mijn man thuiskwamen met de mededeling dat het over was. Waarom spreken ze er ons niet even op aan? Hij wordt zomaar weggestuurd.’’Volgens Fijn mag Yorick niet meer meetrainen omdat hij één-op-één begeleiding nodig heeft en omdat hij de sport niet goed genoeg beheerst om competitie te kunnen spelen. ,,Er is nóg een meisje dat een vaste begeleider heeft. Wij hebben altijd gezegd dat hij de spelregels waarschijnlijk nooit zou leren begrijpen. Dat was toen geen punt. We zijn hier heel verdrietig over.’’Voorzitter Ilse Ponsen van de korfbalclub zegt dat Yorick zeker niet vanwege zijn sportieve prestatie is weggestuurd. ,,We constateerden alleen dat andere kinderen wel iets leren en vooruit gaan. Yorick niet, maar dat was niet de reden om er mee te stoppen. We hebben er ontzettend veel tijd en energie in gestoken en we zijn tot de conclusie gekomen dat Yorick een gevaar voor zichzelf is. Bij uitleg in kleine groepjes loopt hij steeds weg en gaat het materiaalhok in waar hij zich kan verwonden. De groep werd groter en we kunnen niet steeds met drie man met hem bezig zijn. Het andere kind dat veel begeleiding krijgt, kan wél sommige dingen zelfstandig doen en kan onder de hoede van medespelers meedraaien. Bij Yorick is dat echt onmogelijk. Hij houdt bovendien de andere kinderen op.’’Volgens Ponsen heeft Yoricks vader zelf kunnen zien dat het niet ging. ,,Misschien hadden we eerder kunnen bespreken dat het niet leek te gaan werken. We zitten er verschrikkelijk mee in onze maag, maar hebben er ook van geleerd. Vanaf volgend seizoen krijgen nieuwelingen eerst vier proeflessen.’’Directeur De Winter van de sportbond voor mensen met een beperking NebasNSG neemt aan dat de club goed heeft nagedacht. ,,Meestal is het een verrijking voor iedereen als een club gehandicaptensport in het pakket opneemt. Maar het is voor de meesten ook een hobby en dan kan het soms te veel worden.’’ Hij wijst er op dat er ook Samen Verderstichtingen zijn die zich speciaal op gehandicapte sporters richten.
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op zaterdag, juni 09, 2007 0 reacties
In het Nederlands Dagblad staat het bericht:
Een gehandicapte hééft seksueel gevoel
door onze redacteur Gerard Beverdam
Seks. Daar praten ook ouders van verstandelijk gehandicapten niet makkelijk over. Terwijl hun kinderen kwetsbaar zijn: meer dan de helft van de mensen met een beperking krijgt te maken met een vorm van seksueel misbruik. Dit Koningskind begint een oudercursus.
EDE - Het mag niet alleen maar over misbruik gaan, want "dan heb je maar één aspect van de seksuele opvoeding te pakken'', zegt Janine Meijer, een van de opstellers van de nieuwe cursus van Dit Koningskind, een gereformeerde vereniging voor gehandicapten en hun ouders. Ze onderzocht de manier waarop christelijke ouders zich voorbereiden op de seksuele opvoeding van hun kind, en kwam tot de conclusie dat de worsteling onverminderd groot is. "Bovendien is er veel schroom hierover te praten", zegt Meijer. Want een gehandicapte en seks, dat lijkt zo'n onmogelijke combinatie. "Veel ouders zwijgen er over, in de stille hoop dat er dan geen probleem is. Dat is echter je kop in het zand steken. Die gevoelens zíjn er gewoon, ook bij een gehandicapt kind." Seniorconsulent Alle Veltman van Dit Koningskind is de eerste om te erkennen dat het een lastig thema is. "Een lichaam, ook dat van de meeste gehandicapten, wordt volwassen. Seksualiteit is daar onlosmakelijk mee verbonden. Op een gegeven moment ontdekt ook een gehandicapt kind masturbatie en de behoefte om aangeraakt te worden. Daar schrik je als ouder van, omdat er toch sprake is van een wanverhouding tussen lichaam en geest. Een lichaam van zestien jaar bijvoorbeeld, maar het verstand van een vijfjarige. Toch moet je het niet alleen negatief zien. Als 'gewone' mensen zijn we geneigd naar de beperkingen te kijken, maar we moeten ook de mogelijkheden onder ogen zien. Een gehandicapte kan verliefd worden. Zelfs een huwelijk kun je niet hoe dan ook uitsluiten." Toerusting Op verzoek van Dit Koningskind onderzochten Janine Meijer en Annemarie Hootsen de seksuele opvoeding van een gehandicapt kind. Beiden werken in de zorg en volgen in deeltijd de opleiding maatschappelijk werk aan de Christelijke Hogeschool Ede. Omdat ze bij hun onderzoek ontdekten dat oudercursussen en structurele toerusting op het terrein van seksuele opvoeding ontbreken, ontwikkelden ze in samenwerking met Dit Koningskind een cursusprogramma. Vanaf dit najaar kunnen ouders de cursus van twee avonden volgen. De cursus wordt aan kleine groepjes gegeven, om een open sfeer te creëren. Veel ouders zullen een barrière moeten overwinnen, denkt Meijer. ,,Want ons advies is om met gehandicapte kinderen zo concreet mogelijk over seksualiteit te praten. In het gesprek met niet-gehandicapte kinderen kun je nog gebruik maken van een taalgebruik waarbij je niet alles bij de naam noemt, en bruggetjes verzint om iets duidelijk te maken. Bij een gehandicapte werkt dat niet. Die nemen alles letterlijk. Je zult dus explicietere woorden moeten gebruiken, maar ook tekeningen en misschien moet je ook bepaalde dingen bij jezelf aanwijzen.'' Niet alleen vanuit Dit Koningskind, maar ook van christelijke ZML-scholen kwam het verzoek de seksuele opvoeding opnieuw onder de aandacht te brengen. Want loverboys gaan christelijke scholen niet voorbij in hun zoektocht naar zwakbegaafde meisjes - die een makkelijke prooi vormen. Meijer: "Wat deze scholen ook zien, is dat leerlingen soms niet van elkaar af kunnen blijven. Daar moet je iets mee." Belangrijk is om inzicht te krijgen hoe seksualiteit zich bij een gehandicapte ontwikkelt, maar ook hoe het functioneert. Daarbij speelt het niveau van de gehandicapte een belangrijke rol. Juist licht of matig verstandelijk gehandicapten lopen meer risico op misbruik. "Hoe dichter tegen het normale, hoe kwetsbaarder", zegt Alle Veltman. Niet-gehandicapte volwassenen beschikken over een betere 'impulscontrole', vult Janine Meijer aan. "Een rem op een mogelijke verleiding. Voor een gehandicapte is dat moeilijker. Ook is de grens tussen gewenst en ongewenst seksueel gedrag veel vager. Dat komt ook omdat gehandicapten vaak al gewend zijn aan allerlei medische onderzoeken, waardoor zij hun lichaam minder als van henzelf ervaren. Dat is echter iets wat je een gehandicapte wel moet leren: jouw lichaam is van jou en het is waardevol." De kwetsbaarheid wordt verder versterkt doordat gehandicapten vanuit de maatschappij de indruk krijgen dat seksueel gedrag 'normaal' is. "Zij zien ook wat wij zien. Als je seksueel actief bent, is dat in hun beleving iets waarin je niet verschilt van niet-gehandicapte mensen. Dan doe je mee en ben je aantrekkelijker. Dat is voor veel gehandicapten best belangrijk. Dat maakt hen kwetsbaar, ook voor misbruik", zegt Janine Meijer. De nieuwe cursus bevat naast concrete informatie over seksuele ontwikkeling ook rollenspellen. Verder wordt er gekeken naar wat de Bijbel zegt over seksualiteit. Dit Koningskind weet dat veel ouders worstelen met deze problematiek. Alle Veltman: "Het best kun je deze cursus zo vroeg mogelijk volgen, voordat het kind zich seksueel begint te ontwikkelen. Ik zou ouders willen adviseren: wacht er niet mee tot de problemen zich aandienen, maar wees er op voorbereid. Natuurlijk biedt ook goede seksuele voorlichting geen honderd procent garantie op het voorkomen van ongewenste situaties of misbruik. Maar seksualiteit vraagt opvoeding: wat mag wel, wat mag niet? Het maakt een kind weerbaarder." Janine Meijer: "Sommige ouders zullen weerstand moeten overwinnen om aan zo'n cursus mee te doen. Maar het is goed om met hulpverleners over de seksuele opvoeding van je kind te praten. En wanneer je van andere ouders hoort waar zij tegenaan lopen en hoe ze daarmee omgaan, kan dat een eyeopener zijn. Seksualiteit bij een gehandicapt kind moet geen onderwerp zijn waar je zelf maar uit moet zien te komen."
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op vrijdag, juni 08, 2007 0 reacties
In het Algemeen Dagblad stond gisteren een lezenswaardig artikel over
’Down is zwaar, niet eng’
Door ED SLUIS
GOUDA - Jaarlijks worden in Nederland circa tweehonderd kinderen geboren met het Downsyndroom.
De Goudse Ingrid en Henk van der Werff kregen twee kinderen met het Downsyndroom. In Gouda en Alphen houden speciale Down Teams zich bezig met opvang en begeleiding van ouders. Ouders uit Woerden komen terecht bij het Down Team van Mesos Medisch Centrum Overvecht. Hoe is het eigenlijk, ouder te zijn van een kind met het Downsyndroom?De geboorte van Robert, acht jaar geleden, veranderde het leven van Ingrid en Henk van der Werff radicaal. Dat ze een kind zouden krijgen met het Downsyndroom was iets waar ze vooraf geen moment bij stil hadden gestaan. En daar lag Robert in de wieg, een kind dat veel extra zorg zou gaan vragen.,,Op het moment dat een kind geboren wordt met het Downsyndroom, wordt dat direct doorgegeven aan een Down Team,’’ vertelt Ingrid. Dat betekent dat je als ouders snel een beroep kunt doen op een arsenaal aan hulpverleners met verstand van zaken. "Ze zijn zeer ervaren en dat is een luxe. Andere ouders moeten een hele hoop zelf ontdekken. En je hebt ze hard nodig, want er komt enorm veel op je af als je, zoals wij, ineens kennismaakt met iets waar je niks van weet: een kind met Downsyndroom."
De hulp die na de geboorte beschikbaar bleek, heeft Ingrid ervaren als 'een heel fijn vangnet.' "Vooral op medisch gebied heb je vragen. Je hoort veel verhalen over hoe 'ze' zijn. Je ervaart bijvoorbeeld gaandeweg dat deze kinderen heel veel problemen hebben met de motoriek, dus je vraagt je af hoe je je kind aan het lopen krijgt." Daarvoor kun je dan terecht bij een fysiotherapeut met ervaring. En behalve een kinderarts is er een maatschappelijk werkster die de weg wijst in het formulierenland. Ook daar krijgen ouders van een gehandicapt kind veel mee te maken.Heel goede herinneringen bewaart Ingrid aan de ASVZ-speelgroep. "Die was voor kinderen van 1 tot 4 jaar. Het ging er tussen de kinderen altijd heel speels en gezellig aan toe. En de moeders konden ondertussen met elkaar bijpraten en ervaringen uitwisselen. Dat is heel belangrijk en leuk, zeker de eerste jaren."
Ingrid en Henk konden, mede dankzij de hulp van zorgverleners, een paar jaar wennen aan de extra aandacht en tijd die Robert vroeg. Beiden kregen ondertussen genoeg nieuwe energie om te denken aan een nog een kind. "Ik was 32 jaar toen Robert geboren werd. Het was toen nog niet standaard dat vrouwen een bloedonderzoek konden laten doen om de kans op een kind met Downsyndroom te bepalen,’’ zegt Ingrid. En de kans dat ze nog een kind met het Downsyndroom zouden krijgen, was statistisch klein, legt ze uit. De kans, dat een broertje of zusje van Robert zonder handicap zou worden geboren, was juist veel groter.Toen werd Tamara, nu 5 jaar, geboren. Opnieuw kregen Ingrid en Henk een grote teleurstelling te verwerken.
"Het blijft een lief kind, maar het was een schok dat ook zij Downsyndroom heeft." In de praktijk gaan Robert en Tamara letterlijk ieder hun eigen weg. Samen naar de speeltuin is geen doen: ze vliegen alle kanten uit. "Ieder kind is uniek. Je kunt niet zeggen, ze zijn zus of ze zijn zo omdat ze het Downsyndroom hebben. Onze kinderen hebben allebei hun eigen gebruiksaanwijzing. Tamara is een rustig meisje. Soms is ze boos, maar dat is na twee minuten weer over. Robert is een echte buitenjongen, die moet zich uitleven. Hij zit nu twee dagen in de week op De Klup aan de Bloemendaalseweg." Daar kan hij lekker ravotten en zo heeft Ingrid meer tijd voor Tamara. "We besteden uit wat we kunnen, vooral wat betreft ondersteuning en therapieën. We willen graag leuke ouders zijn en geen therapeuten. We hebben ook nog steeds iemand van de specialistische thuiszorg in huis. Die vangt Robert op en heeft de kinderen veel basisvaardigheden mee helpen aanleren, dingen die andere kinderen spelenderwijs gaan begrijpen."
Ingrid en Henk hebben zich ten doel gesteld dat de kinderen ooit op de een of andere manier zelfstandig kunnen wonen. "Ons beeld nu is dat dat niet gaat lukken. Echt ver in de toekomst kijken, doen we niet. Daar worden we alleen maar onrustig van." Dat ze zo openhartig over haar kinderen praat, heeft een reden: "We willen niet dat mensen ons ’zielig’ vinden. Het is moeilijk inderdaad, het is zwaar. Maar Downsyndroom is niet eng, dus onze kinderen ook niet. Ze zijn wel anders. Een ’gewoon kind’ kan ook anders zijn, doordat het autistisch is of adhd heeft. Hoe minder geforceerd je er zelf mee omgaat, hoe makkelijker het voor de omgeving is om dit ook te doen. Anders lukt de integratie nooit."
Wat is het?
Downsyndroom is vernoemd naar de Engelse arts Langdon Down die de ziekte als eerste in 1866 beschreef. De oorzaak is een ongewone celdeling.
In de lichaamscellen van het kind zijn niet twee, maar drie exemplaren van het 21ste chromosoom aanwezig.Soms is er sprake van een erfelijke oorzaak, maar meestal betreft het een niet-erfelijke vorm. Kinderen met Downsyndroom ontwikkelen zich lichamelijk en verstandelijk trager dan andere kinderen.Gebleken is dat bij een juiste manier van begeleiden en stimuleren kinderen met Downsyndroom veel meer kunnen leren dan voorheen werd gedacht.
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op donderdag, juni 07, 2007 0 reacties
In het Reformatorische Dagblad staat het bericht:
"Geef gehandicapte seksuele opvoeding”
EDE - Seksuele opvoeding aan kinderen met een verstandelijke beperking blijft vaak achterwege, terwijl dat juist misbruik kan voorkomen. Dat blijkt een onderzoek van twee studenten maatschappelijk werk van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE).
Volgens de twee studenten, Annemarie Hootsen en Janine Meijer, leeft bij ouders van verstandelijk beperkte kinderen vaak de misvatting dat deze kinderen geen seksualiteit kennen. Daarnaast speelt verlegenheid van ouders om hun kind voor te lichten een rol.
Voor Dit Koningskind, de gereformeerde oudervereniging van mensen met een verstandelijke beperking, zijn de uitkomsten van het onderzoek aanleiding voor het ontwikkelen van een korte oudercursus. In deze cursus worden ouders erop attent gemaakt dat kinderen met een beperking een gewone lichamelijke seksuele ontwikkeling doormaken. De sociale en emotionele ontwikkeling blijft daarbij achter, wat het juist vaak moeilijk maakt voor hun ouders.
Een oudercursus kan seksueel misbruik bij verstandelijk beperkte kinderen voorkomen, stellen de twee CHE-studenten op grond van hun onderzoek. Ze wijzen erop dat de cijfers over seksueel misbruik van mensen met een verstandelijke beperking alarmerend zijn. Zo zou ruim de helft van deze groep minstens eenmaal in zijn leven te maken krijgen met misbruik, dat kan variëren van intieme aanraking tot verkrachting.
De twee onderzoekers stellen dat in de seksuele opvoeding van kinderen met een beperking zaken ondubbelzinnig moeten worden benoemd om verwarring te voorkomen. Volgens hen is het juist voor deze groep van belang hun eigen lichaam te accepteren en hun grenzen aan te geven.
De studenten hebben zich in hun onderzoek met name gericht op identiteitsgebonden instellingen en daarbij ook de preventiemethoden van christelijke scholen voor speciaal onderwijs betrokken, zoals die van de reformatorische school voor speciaal onderwijs Rehoboth in Ede.
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op woensdag, juni 06, 2007 0 reacties
De emeritus hoogleraar Tarcisius van Bavel heeft in zijn Als je hart bidt. Augustinus' leer over het gebed, Leuven 1996, 139-141 interessante dingen geschreven over de relatie van Christus met de overige leden van de christelijke gemeente, als 'lichaam van Christus', die ons kunnen helpen bij de bezinning op onze bezinning op het leven van mensen met een verstandelijke handicap: "Augustinus' overtuiging dat Christus in ons bidt, steunt op zijn idee dat Christus en wij samen de gehele Christus vormen. Hij gaat daarbij uit van de tekst van Paulus: "Het menselijk lichaam vormt ondanks de verscheidenheid van de ledematen één geheel. Alle ledematen, hoe vele ook, maken tezamen één lichaam uit. Zo is ook de Christus" (1 Kor. 12,12). Christus is tegelijkertijd hoofd en ledematen. Hoofd en ledematen zijn één Christus. Dat is omdat Christus niet volledig of niet volmaakt zou zijn zonder ons, maar omdat Christus zelf wenst één te zijn met ons. De Schrift leert ons dat we Christus op drie manieren kunnen beschouwen: 1) als goddelijk gelijk aan de eeuwige Vader vóór zijn menswording; 2) als God en mens tegelijk na de menswording; 3) als de gehele Christus, dat wil zeggen hoofd én lichaam, volgens Ef. 4,13 "de volmaakte man, de gehele omvang van de volheid van de Christus" in wie ieder van ons een lidmaat is.' Augustinus denkt zich de mystieke vereniging van Christus met ons zo groot en diep dat hij zelfs durft zeggen: "Wij zijn niet alleen christenen geworden, maar wij zijn ook Christus geworden ... Want de hele Christus is Hij en wij".' Augustinus grondt zijn visie voornamelijk op twee Schriftteksten: Mt 25,40 "Al wat gij gedaan hebt voor een van de minsten van de mijnen, hebt gij voor mij gedaan" en Hand. 9,4 “Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?” In de moderne spiritualiteit is dit idee van "de hele Christus" bijna totaal verloren begaan, Toch is deze zienswijze niet zo vreemd, als we bedenken dat alle liefde vereniging insluit. Uit liefde vereenzelvigen mensen zich met elkaar. In elke liefde zien we dat mensen deelnemen aan elkaars leven: aan elkaars gedachten, daden, gevoelens, bekwaamheden, noden, fouten, kortom in elkaars goed en kwaad. We zien dit in de relatie tussen man en vrouw, ouders en kinderen, vriend en vriend. Overal waar echte liefde aanwezig is, gebeurt dit. De gedachte van de hele Christus ligt aan de basis van Augustinus' teksten over Christus die bidt in ons. De menswording van Christus is het eerste fundament van zijn eenwording met ons. Het is zijn grootste liefdedaad. Door de aanname van onze menselijke natuur is Hij een van ons geworden. Vanaf dat ogenblik is Hij ook als mens gaan bidden.
"Want vanwege zijn mens-zijn, is Hij ook zwak. Vanwege die zwakheid, bidt Hij ook ... In Christus vind je de majesteit tot wie je bidt, en zijn menselijkheid die voor jou bidt ... Waar om spreekt Hij voor ons ten beste? Omdat Hij onze middelaar wilde zijn".'
Dat Christus zwak geworden is, betekent evenwel niet dat Hij zondig geworden is, maar wel dat Hij deelt in de natuurlijke zwakheid van de mensheid om deze tot God omhoog te heffen. Door zijn menswording omvat Christus alle mensen. Uit liefde vereenzelvigt Christus zich zowel met ongelovigen als met gelovigen en zowel met slechten als met goeden. Maar er is wel een verschil. Bij hen die zijn liefde niet beantwoorden, komt de liefde alleen van Christus' kant. Bij hen die haar wel beantwoorden, komt zij van twee kanten. Zij die in Christus geloven, zetten zijn leven dat Hij hier in zijn menselijk lichaam op aarde leefde, voort. En zo ontstaat nit de mens Jezus Christus als hoofd en uit ons als zijn ledematen het nieuwe lichaam van Christus, dat eigenlijk de voortzetting is van het aardse lichaam van Jezus. Christus leeft en werkt in deze wereld verder in en door onze lichamelijkheid. Hij is hier op aarde nog aanwezig in zover wij het gelaat en de stem van Christus zijn. Met onze mond verkondigen wij zijn boodschap; met onze oren luisteren wij naar de noden van anderen zoals Hij; zoals Hij hebben wij oog voor de armen en verdrukten en zoals Hij strekken wij onze handen uit om goed te doen; zoals Hij voorgedaan heeft, gaan onze voeten naar hen naar wie niemand gaat. Waar Paulus de eenheid tussen Christus en ons vooral aanwendt om aan te tonen dat wij in Christus lijden, sterven en verrijzen, zal Augustinus ze toepassen op nagenoeg alle gebieden van het leven. Onze zonden zijn in Christus aanwezig omdat Hij ze op zich neemt; onze bekoringen zijn Christus' bekoringen; zijn zalving is onze zalving; zijn woorden zijn in ons en de onze in Hem; onze verkondiging is zijn verkondiging; ons apostolaat is zijn werk; ons offer is zijn offer; onze heiliging is zijn heiliging. De incarnatie bracht God en mens samen zodat zij twee in één vlees werden. "Twee in één vlees" (Gen. 2,24) is de Bijbelse uitdrukking voor de vereniging van man en vrouw. Augustinus past ze niet alleen toe op de menswording, maar ook op de eenheid tussen Christus en ons als zijn lichaam (zie Ef. 5,31). `Wanneer wij belijden dat het hoofd en het lichaam twee in één vlees zijn, dan moeten wij ook erkennen dat hoofd en lichaam in één stem aanwezig zijn".4 Een andere beschrijving van de menswording is "de gestalte van een slaaf op zich nemen" (Fil. 2,7). Ook op grond van deze tekst besluit Augustinus tot de eenheid tussen Christus en ons. "Omdat Christus de gestalte van een slaaf op zich wilde nemen en ons in deze gestalte met zich wilde bekleden, heeft Hij ook gewild ons in zich op te nemen en ons in zich om te vormen. Zo heeft Hij onze woorden willen spreken, opdat wij met zijn woorden zouden kunnen spreken ... Als het lichaam niet door een band van liefde verbonden was met het hoofd, zodat er één persoon kon ontstaan uit hoofd en lichaam, zou het hoofd vanuit de hemel niet tot een bepaalde vervolger verwijtend roepen: `Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?' (Hand. 9,4)."
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op dinsdag, juni 05, 2007 0 reacties
Gelezen in de Volkskrant
Seksueel misbruik gehandicapten blijft vaak onbestraft
UTRECHT - De aanpak van seksueel misbruik van thuiswonende verstandelijk gehandicapten in Nederland schiet tekort.
De leiding van instellingen die die mensen begeleiden, ziet het misbruik vaak als een incident en de politie weigert aangiften op te nemen. Dat blijkt uit een reportage in het juninummer van Markant, het blad van de Vereniging Gehandicaptensector Nederland.
Het blad heeft gesproken met medewerkers van drie instellingen die thuiswonende verstandelijk gehandicapten begeleiden: de Compaan in Den Haag, Cordaan AGO in Amsterdam en Pameijer in Rotterdam. Uit verscheidene onderzoekingen in het buitenland blijkt dat mishandeling en vooral seksueel misbruik van de gehandicapten vaak voorkomt. Van hen zou 60 procent er ten minste één keer mee te hebben gehad.
Op de site www.sp.nl staat het volgende bericht:
Maak aangifte seksueel misbruik gehandicapten mogelijk
Tweede Kamerlid Rosita van Gijlswijk heeft vandaag de minister van Justitie gevraagd maatregelen te treffen zodat het voor hulpverleners mogelijk is om aangifte te doen van seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten.
Aanleiding is de berichtgeving in het vakblad Markant en de Volkskrant, waaruit blijkt dat de aanpak van seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten vaak tekort schiet en onbestraft blijft.
Van Gijlswijk: "Ook wij krijgen via ons Meldpunt Gehandicaptenzorg signalen over seksueel misbruik. Ik vind niet alleen dat de minister van Justitie het mogelijk moet maken dat hulpverleners aangifte kunnen doen, maar ook dat instellingen bij de Meldpunten Kindermishandeling terecht kunnen voor hulp. Nu is dat slechts in een enkele regio mogelijk, de politie wil niet altijd aangiften van seksueel misbruik opnemen, omdat verstandelijke gehandicapten het niet altijd goed kan verwoorden."
http://www.sp.nl/nieuwsberichten/4601/p402
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op zaterdag, juni 02, 2007 0 reacties
In het Reformatorisch Dagblad staat op de opiniepagina een lezenswaardig artikel over probleemkinderen
Geef Daantje een hand
Zorg over probleemleerlingen moet zorg van de samenleving zijn
Zorgenkinderen en probleemleerlingen: als het goed is, is de zorg over deze kinderen ook de zorg van de samenleving, stelt Wim van Kempen.
Daantje. Een aardige jongen. Thuis doet hij altijd goed mee, staat klaar om zijn moeder te helpen bij kleine klusjes. Op straat speelt hij het spel mee met de andere kinderen. In de kerk zit hij naast z’n vader. Je ziet gewoon hoe hij zijn best doet om te luisteren naar de preek. Dat houdt hij een enkele keer wel een kwartier vol. Daarna verslapt z’n aandacht een beetje. Dat kun je begrijpen: zulke moeilijke woorden en zinnen. Ook andere kinderen luisteren lang niet altijd even goed. Voor Daantje is het wel een probleem: hij wil graag begrijpen wat mensen tegen hem zeggen. Hij vindt dat wel heel moeilijk, want hij begrijpt veel minder dan andere kinderen.
Daantje kan moeilijk leren. Als je hem zo ziet, zou je dat niet zeggen: hij is een opgewekte en praatgrage jongen. Binnen zijn eigen grenzen, z’n eigen wereld. Een kleine wereld, dat wel. Daan mist een paar belangrijke dingen die andere kinderen wel hebben. Hij kan zich zo moeilijk concentreren. Zijn moeder zegt: hij ziet elke vlieg voorbijkomen. En terwijl hij heel aandachtig elke beweging van het beestje volgt, vergeet hij zijn taak. Vluchtig en springerig - dat spoort niet met leren. Hij kan, jammer genoeg, ook niet veel onthouden. „Jij vergeet ook alles”, zeggen zijn broers tegen hem. Hij haalt z’n schouders op; hij kan er ook niets aan doen. Puzzels maken lukt niet best. Dan moet je figuren herkennen, en dat is best lastig voor hem. Daantje. Nee geen probleemjongen, wel een probleemleerling.
Twee vragen van z’n ouders. Wat moet je met zo’n kind? vragen mensen wel eens. Niet hardop, maar je ziet het hen denken. Ze hebben wel een beetje gelijk, vinden zijn ouders. Denk eens even met hen mee. Dan loop je zelf tegen die twee problemen aan. Waar zou Daan naar school kunnen gaan? Dat is de eerste vraag. De gewone school zou natuurlijk heel mooi zijn. Dat willen ze eigenlijk wel heel graag. Maar zou hij dat aan kunnen? En: is er een school die zo’n jongen wil hebben? Scholen hebben graag goede leerlingen... en dat zal Daantje nooit worden.
Die andere vraag ligt nog wat verder weg. Toch denken ze er soms aan. Wat zal er later van hem worden? Zal hij een vak kunnen leren? Wie kan hun vraag beantwoorden?
Voorlichtingsavond
Daantje wil naar school. Net als alle andere kinderen. Z’n ouders zijn -met Daan- naar een voorlichtingsavond geweest. Op de school waar hun andere kinderen zitten. ’t Was niet meegevallen. Tot hun verrassing waren ze door de directeur én een bestuurslid ontvangen. De laatste had hen enthousiast begroet. Welkom op onze school. Toen hij Daan, verlegen, met een vinger in zijn mond, zag staan, keek hij langs hem heen. Jullie kinderen doen het goed op school, had de directeur gezegd.
Zou Daan hier ook kunnen komen? vroeg vader. De directeur aarzelde. Dat is een lastige vraag, zei hij. Wij zijn nogal sterk op leren gericht, het accent ligt op de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen. Zou dat niet te hoog gegrepen zijn voor jullie zoon? En, wat ik ook nog moet zeggen, is dat we veel kinderen in de groep hebben. Een jongen als jullie zoon vraagt veel extra aandacht. Daar is eigenlijk geen tijd voor. Alle kinderen behoeven die aandacht van de juf. In deze tijd van personeelstekort is het heel moeilijk om aan goed opgeleide mensen te komen. Daarom zijn wij wat terughoudend. Voor ons is het de vraag of uw zoon hier zou passen.
Hij stopte. Het bestuurslid knikte instemmend. Ietwat bedremmeld keken de ouders naar elkaar. Als het nu zo moeilijk voor de school was, waren ze hier dan op het juiste adres? Ze moesten er nog maar eens goed over denken, zei de directeur. Ze kregen geen inschrijfformulier mee. Als hij nou een rugzakje had, kon de school het nog eens overwegen, had de directeur bij het afscheid gezegd. Daan had geen hand van hem gehad.
Een stukje extra
Zorgenkinderen en probleemleerlingen. Er zijn nogal wat ouders die hen van nabij kennen. Het zijn immers hun kinderen. Als het goed is, is het niet alleen hun probleem. Ze zijn immers leden van de samenleving, beter nog, leden van de kerkelijke gemeente. En in die verbanden dragen allen de moeiten van de individuele leden. Daardoor worden de problemen niet vanzelf opgelost, wel in last verminderd.
De vraag is evenwel deze: Zijn we bereid om een stukje extra te geven aan hen die dat zo nodig hebben? Vormen wij een samenleving waarin plaats is voor (zeer) moeilijk lerende kinderen? Er is toch voldoende speciaal onderwijs, zegt iemand. Gelukkig wel. Daar mogen we dagelijks dankbaar voor zijn. Voor de vele vormen -verdeeld over vier clusters- van speciaal onderwijs. En niet het minst voor de reformatorische scholen voor al deze kinderen.
Dat laat onverlet dat het speciaal onderwijs niet altijd de goede oplossing is. Soms is de afstand een probleem, soms de aard van het onderwijs. Het past lang niet altijd. Ouders zoeken een school die bij hun kind past. En een samenleving die zichzelf respecteert, neemt een deel van de last (van die zoektocht) van ouders over.
Een centraal uitgangspunt daarbij is de erkenning van het recht op keuzevrijheid. Dat betekent niet dat alles kan. Dat betekent wel dat er over de schoolkeuze van Daantje een gesprek plaats kan vinden. Dat te ondersteunen, te bevorderen is ons aller verantwoordelijkheid. Geef Daantje een hand!
Bijzondere kinderen
Denkend aan oplossingen zie ik onder andere de volgende benaderingen: Het idee van ”passend onderwijs” biedt nieuwe, wettelijke mogelijkheden om de vraag van Daan te beantwoorden. Ervaringen in andere landen, waar veel minder kinderen met beperkingen naar het speciaal onderwijs gaan, kunnen ons goede ideeën geven. Diverse vormen van integratie van gehandicapte kinderen in de school of in de klas laten ongedachte perspectieven oplichten. Gerichte aandacht voor zorgenkinderen op ’gewone’ scholen kan tot nieuwe initiatieven leiden. De ervaringen van ”samen naar school” kunnen ons veel leren over de kansen én belemmeringen voor ’speciale’ kinderen op een gewone school.
En... er zijn meesters en juffen die iets hebben met deze bijzondere kinderen. Echt waar.
De auteur is voorzitter van de vereniging Helpende Handen. Morgen houdt Helpende Handen in Gorinchem haar jaarlijkse ledenvergadering. Onder het thema ”Daantje zou naar school toe gaan” staat het onderwerp ”passend onderwijs” centraal.
Geplaatst door de beheerder van De lof der onvolmaaktheid op vrijdag, juni 01, 2007 0 reacties