Oppervlakkige oplossing van Donner
Op de opinie pagina van Trouw staat:
Alleen korten op Wajong is oppervlakkige oplossing
Rob van de Beeten, Eerste Kamerlid voor het CDA
Het debat over Wajong gaat te veel over het hoge aantal uitkeringen. De vraag hoe we een autistische jongere aan de slag krijgen, sneeuwt helemaal onder.
De discussie over de Wajong-uitkering, bestemd voor mensen die vanaf hun jeugd arbeidsongeschikt zijn, heeft een tamelijk ongelukkige start gemaakt. Het debat gaat te veel over de stijging van het aantal uitkeringen en te weinig over de vraag hoe deze jongeren een plek in de samenleving krijgen.
Mijn CDA-collega Eddy van Hijum in de Tweede Kamer stelde gisteren in Trouw terecht dat het niet sociaal is jongeren met een levenslange uitkering aan de rand van de samenleving te parkeren. Maar die zorg vereist een bredere analyse en ook een bredere aanpak dan ik in zijn bijdrage en de voorlopige plannen van CDA-minister Donner kan ontdekken. De analyse is te oppervlakkig.
Van Hijum en Donner stellen dat de gemiddelde Wajonger niet langer iemand is met een lichamelijke of geestelijke handicap, maar iemand met psychische of gedragsproblemen zoals autisme of ADHD. Maar autisme en ADHD zijn naar de medische standaard gekwalificeerde psychiatrische stoornissen, dus een geestelijke beperking. Ook gedragsproblemen zonder medische diagnose die op jonge leeftijd zijn ontstaan laten zich bovendien niet eenvoudig oplossen; dat vergt een langdurige en breed gedragen inspanning.
Ik vind het onjuist om de verantwoordelijkheid voor de vlucht naar de Wajong-uitkering te leggen bij de ouders, wat nu gebeurt. Het lijkt me meer voor de hand liggen om gemeenten te bekritiseren die om te ’scoren’ met lage cijfers van bijstandgerechtigden, jongeren aan een Wajong-uitkering helpen. Laat CDA-raadsleden eens vragen stellen over dit perverse effect van het beleid van de wethouder sociale zaken.
Daarnaast zit Van Hijum er naast als hij stelt dat het om een probleem gaat dat alleen aan de onderkant van de samenleving speelt. Van alle levend geboren kinderen blijkt bij 10 tot 15 procent na verloop van tijd sprake van enige aangeboren vorm van lichamelijke of geestelijke beperking. Uiteraard zijn er veel beperkingen waarmee prima te leven valt, al dan niet met enige hulp, maar het komt statistisch gezien in alle lagen van de samenleving voor. Ook in sociaal zwakkere milieus willen ouders in overgrote meerderheid hun kinderen een zo goed mogelijke toekomst bieden. Weinigen wrijven zich in de handen vanwege de aanstaande Wajong-uitkering.
De praktijk leert juist dat door de samenleving en door de overheid opgelegde regels op terreinen van onderwijs en zorg het leven voor kinderen met een handicap en hun ouders bepaald niet gemakkelijk maken. Voor veel ouders is het een uitputtingsslag om hun kind op de goede plek te krijgen wanneer het om onderwijs, zorg en wonen gaat. Als collega Van Hijum schrijft dat het de kunst is in het onderwijs te ontdekken wat jongeren met gedragsproblemen wél kunnen, gaat hij aan een aantal zaken voorbij.
Ten eerste zijn de vervolgopleidingen na het VMBO weinig geschikt om met name jongeren met gedragsproblemen adequaat onderwijs te bieden. Nogal wat van die jongeren, zeker ’autisten’ met het syndroom van Asperger, zijn zeer intelligent tot op academisch niveau, maar kunnen moeilijker meekomen door hun sociaal gedrag. De begeleiding van deze jongeren vraagt om een brede en geïntegreerde aanpak en die ontbreekt. Het ontwikkelen van sociale vaardigheden of de vaardigheid om huishoudelijke taken te plannen en uit te voeren, vragen hetzij aandacht in het onderwijs, hetzij een begeleiding door derden. Niet omdat ouders dat niet zouden willen bieden, maar omdat dit fysiek, mentaal of – inderdaad aan de onderkant van de samenleving – sociaal vaak niet door ouders alleen kan worden geboden.
Het belang van de problematiek kan niet worden overschat. Jongeren met gedragsproblemen zijn niet allemaal jongeren met een handicap maar ze komen wel vaak in de problemen. Significant is dat volgens sommige maatstaven tot wel 60 procent van de gevangenispopulatie in ons land psychische of psychiatrische problemen kent. Een groot deel is van allochtone afkomst. De opvoeding, opleiding en begeleiding van jongeren met een beperking in allochtone gezinnen kent nog een extra dimensie.
Hiermee wil ik maar zeggen dat we voor een opgave staan die een grondiger analyse en een minder oppervlakkige benadering behoeft dan het korten op een uitkering.