Opsporen en vernietigen?
In het Nederlands Dagblad staat op de opiniepagina het volgende artikel:
Wie komt er nog op voor mijn nichtje Hannah?
door Gert-Jan Segers
'Denemarken: helft minder Down-kinderen na screening'. Dat was de kop van een artikel op de wetenschapspagina van De Volkskrant (22 juni) en het werd gepresenteerd als weer een nieuwe stap voorwaarts voor de mensheid. "Sinds het aanbieden van screening op chromosoomafwijkingen aan alle zwangere vrouwen, worden in Denemarken vijftig procent minder kinderen met Down-syndroom geboren. Het onderzoek van professor Karen Brondum-Nielsen wordt vandaag in het tijdschrift BMJ gepubliceerd.'' Zo droog als het nieuws ook wordt opgediend, ik kan niet zonder emotie lezen. Het gaat namelijk over Hannah, mijn nichtje. Nadat duidelijk was geworden dat Hannah een down-kindje was, kwam de huisarts op bezoek bij mijn broer en schoonzus. Het eerste wat hij bij binnenkomst zei, was: "Pech jongens, de volgende keer doen we een vlokkentest". Wat hij eigenlijk bedoelde te zeggen, was: "Wat jammer dat we Hannah niet voortijdig hebben kunnen opsporen en haar van het leven hebben kunnen beroven. Wat jammer dat Hannah nog niet meegenomen kon worden in het onderzoek van professor Karen Brondum-Nielsen."
Razend
Ook bij het Volkskrant -artikel van 22 juni gaat een rauwe werkelijkheid schuil achter verhullend taalgebruik. 'Screening op chromosoomafwijkingen', 'halvering van het aantal geboortes van kinderen met Down-syndroom', 'prenatale diagnostiek in de vorm van nekplooimeting (echo) en bloedonderzoek in de elfde tot veertiende week van de zwangerschap'. Wat er eigenlijk staat, is dat Denemarken goed bezig is met het uit de weg ruimen van nog niet geboren gehandicapte kinderen. Geld noch wetenschappelijke moeite worden gespaard om zoveel mogelijk down-kinderen vroegtijdig om het leven te brengen. Maar dat kun je natuurlijk niet met goed fatsoen opschrijven. Daarom heb je het over 'screening' en 'beëindiging van de zwangerschap' en als je het bericht ook nog eens op de wetenschapspagina plaatst, kraait er helemaal geen haan naar. Behalve ik. Want dit soort berichten maakt me razend.
Ik walg van de hypocrisie van een samenleving die de Jostiband zo leuk vindt en geniet van gesprekjes tussen Paul de Leeuw en een paar vrolijke mongooltjes, terwijl ondertussen alles wordt gedaan om te voorkomen dat potentiële nieuwe leden van de Jostiband het licht zien. De enige morele noot die de Volkskrant -redacteur nog lijkt te willen kraken, is het feit dat Nederlandse vrouwen onder de 36 het prenatale onderzoek zelf moeten betalen. Nee, dan Denemarken...
Hannah is een schoolgaand kind, een lezer, een zangeres, een fietser, een engeltje. Hannah is een mens van vlees en bloed. De zorg voor haar vinden we allemaal een kwestie van beschaving. Het is staand beleid dat ze zo lang mogelijk op de basisschool kan meedoen, dat een rugzakje met geld garant staat voor goede begeleiding. Niemand staat haar naar het leven. Maar waarom mocht dat wel toen ze nog in de buik van haar moeder was? Waarom is de zorg voor een gehandicapt kind een kwestie van beschaving terwijl het vroegtijdig doodmaken van zo'n kind wordt aangemoedigd? Hoe kun je nu beweren dat gehandicapt en niet-gehandicapt gelijkwaardig zijn, als je in de allereerste fase van het leven wel onderscheid mag maken tussen gehandicapt en niet-gehandicapt?
Bekering
Natuurlijk. Niemand vraagt om een down-kindje. Geen enkele ouder staat te juichen boven de wieg van een gehandicapt baby'tje. Daarom is het des te belangrijker dat juist dan ouders en kinderen op de been worden gehouden door de morele norm dat iedereen recht op leven heeft. Het is niet zo moeilijk om die norm te belijden als je naar de Jostiband luistert of naar Paul de Leeuw en zijn down-vrienden kijkt. Maar het komt er juist op aan om aan die norm vast te houden als dat gehandicapte leven (nog) onooglijk is, afhankelijk en hulpbehoevend. Voor mij was de geboorte van Hannah en de reactie van de huisarts een bekeringsmoment. Daarvoor waren mijn pro-life standpunten pro-forma. Ik vond het omdat ik het moest vinden, maar eerlijk gezegd ergerde ik me aan de vanzelfsprekendheid ervan. Als het over de relevantie van het evangelie ging of het bestaansrecht van de - toen nog - kleine christelijke partijen, dan klonk in mijn kring altijd het abortusmantra. Abortus was voor SGP en RPF als de gekozen burgemeester voor D66. Het boeit niemand meer echt, maar omdat je ooit hebt besloten om het belangrijk te vinden, kom je er niet meer vanaf. Voorzover je het er nog over hebt, zijn het plichtmatige praatjes. Ik zocht daarom in die tijd de relevantie van het evangelie bij voorkeur in andere zaken. Maar Hannah heeft mij bekeerd. Het Volkskrant artikel gaat over leven en dood, over mensen van vlees en bloed, over mijn eigen nichtje. Hoe kan ik dat ooit relativeren? Natuurlijk heeft het evangelie ons meer te zeggen dan het feit dat alle mensen gelijkwaardig zijn en ook ongeboren kinderen niet gedood mogen worden. Maar als christenen al niet meer opkomen voor down-kinderen, wie dan nog wel? Wie zijn Hannahs advocaten? Als wij al niet meer onze stem verheffen voor kwetsbare mensen, hoe kunnen we dan ooit nog de mond vol hebben over Gods liefde voor ons, kwetsbare en zondige mensen? Als ik al niet meer kwaad word van zo'n Volkskrant artikel, hoe kan ik dan nog zeggen dat ik van Hannah houd.
Gert-Jan Segers is in juni teruggekeerd na een zevenjarige verblijf in Egypte en hoopt vanaf augustus in Washington DC te studeren