dinsdag 17 november 2009

Zweedse band bij verstandelijk gehandicapten

In het Reformatorisch Daglad staat een een ANP bericht:


Gebruik van Zweedse band daalt

EDE (ANP) – De actie om ouderen en verstandelijk gehandicapten bij problemen niet meer vast te binden met de zogeheten Zweedse band, lijkt succes te hebben. Bij dertig instellingen is het aantal mensen dat wordt vastgebonden, in een half jaar tijd met tweederde afgenomen, van 334 naar 120.

De nieuwe cijfers daarover zijn dinsdag bekendgemaakt op het congres ’Zorg voor vrijheid, de volgende stap’ in Ede. Een alternatief voor wat als een zware vrijheidsbeperkende maatregel wordt gezien, is niet nodig.
Het project om de Zweedse band te weren uit de zorg, ’Ban de band van zorg’, is een initiatief van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), in samenwerking met de brancheorganisaties, beroepsverenigingen en cliëntenorganisaties in de zorg. „Uit landelijke metingen blijkt dat het aantal onrustbanden in de ouderenzorg dit jaar al met de helft is verminderd", zegt Elly Duijf, projectleider van Zorg voor Vrijheid.
De organisatie wil dat over twee jaar alle onrustbanden uit de zorg zijn verbannen en dat de mensen meer bewegingsvrijheid hebben. „Dat vraagt om een cultuuromslag. Daarom gaan we binnenkort het land in om met de zorginstellingen te praten over het belang van bewegingsvrijheid en wat zorgorganisaties daar aan kunnen doen. Dat is nog te weinig bekend", aldus Duijf.
Zorgpersoneel gebruikt de onrustband als bewoners agressief worden, zichzelf of anderen wat aandoen, maar ook om te voorkomen dat ze vallen. Volgens Zorg voor Vrijheid is het ’paardenmiddel’ in veel gevallen onnodig. „Een andere vorm van bejegening blijkt soms ook voldoende te zijn", zegt Marjolein van Vliet van Vilans, het kenniscentrum voor de langdurende zorg en uitvoerder van Ban de Band.
„Als je weet waarom iemand onrustig wordt, dan kan je daar wat aan doen. Een rustgevend wandelingetje blijkt soms net zo effectief als het vastbinden van iemand. Het is maatwerk en daarbij kan uit tal van goede alternatieven worden gekozen". Uit onderzoek van de Universiteit van Maastricht is eerder al gebleken dat het vastbinden van bewoners van zorginstellingen negatieve gevolgen heeft op de lange termijn.

dinsdag 3 november 2009

Artsen zwijgen over actieve levensbeëindiging pasgeborenen

Het Dagblad Trouw verwijst onder anderen naar het artikel dat vandaag in de Volkskrant is verschenen.

Artsen zwijgen over actieve levensbeëindiging pasgeborenen

Al twee jaar melden artsen geen enkel geval van actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen. Een toezichthoudende commissie denkt dat er jaarlijks 20 meldingen zouden moeten zijn.
Dat meldt hoogleraar Joep Hubben, voorzitter van de commissie die beoordeelt of artsen terecht het leven hebben beëindigd van zeer zieke pasgeboren baby's. De commissie, die in 2007 is ingesteld door het ministerie van Volksgezondheid, had verwacht per jaar twintig meldingen van levensbeëindiging bij pasgeborenen te ontvangen.
Hubben denkt dat artsen mogelijk bang zijn voor strafrechtelijke vervolging, zo zegt hij naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant van vandaag. Ook vermoedt Hubben dat de artsen onvoldoende op de hoogte zijn van de toetsingscriteria. De commissie wil daarom informatiebijeenkomsten gaan houden.
Bovendien zijn artsen het er niet over eens welke medische handelingen moeten worden gezien als actieve levensbeëindiging, stelt de commissie. Verder denken artsen verschillend over de behandelperspectieven bij bijvoorbeeld een open ruggetje.
Een andere mogelijke verklaring voor het uitblijven van meldingen is de 20 weken-echo die sinds 2006 bestaat. Afwijkingen worden volgens de commissie daarmee vaker en eerder opgespoord en de zwangerschap kan voor de duur van 24 weken worden afgebroken. Dit soort abortussen hoeft niet te worden gemeld.
Bosk, de vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders, vindt het onbegrijpelijk en verontrustend dat artsen actieve levensbeëindiging niet rapporteren. De vereniging dringt aan op een toetsing vooraf. "Op het moment dat actieve levensbeëindiging wordt overwogen, moet een protocol in werking treden dat voorziet in een second opinion van de medische noodzaak. De deskundigencommissie moet direct worden geïnformeerd", stelt een woordvoerder. Zo'n protocol komt volgens hem tegemoet aan de mogelijke angst voor vervolging.
In 2008 ontving de commissie wel drie meldingen van een late zwangerschapsafbreking. In een geval had het kind geen kans op leven. Bij de twee andere gevallen handelden decouvesue artsen zorgvuldig. De commissie had gedacht jaarlijks twintig meldingen van late zwangerschapsafbrekingen binnen te krijgen.

© Trouw 3 november 2009

Niet melden van levensbeëindiging baby’s

Levensbeëindiging baby’s niet gemeld

Van onze verslaggeefster Maud Effting

AMSTERDAM - Artsen in Nederland melden geen actieve levensbeëindiging bij pasgeboren baby’s. Al twee jaar achter elkaar is er geen enkele melding binnengekomen, terwijl er zo’n 20 per jaar werden verwacht. Het is daarom aannemelijk dat er gevallen opzettelijk niet worden gemeld, zegt Joep Hubben, voorzitter van de commissie die toetst of artsen in dergelijke gevallen zorgvuldig hebben gehandeld. De commissie bood maandag het jaarverslag over 2008 aan bij de ministeries van Justitie en VWS.

Een van de verklaringen voor het uitblijven van meldingen is de invoering van de 20-wekenecho voor iedere zwangere vrouw in 2006. Daardoor worden ernstige afwijkingen, zoals een open ruggetje, vaker al tijdens de zwangerschap ontdekt. Het aantal abortussen is de afgelopen jaren gestegen.

Angst voor vervolging
Dit verklaart echter niet volledig waarom er nu al twee jaar nul meldingen zijn, zegt Hubben, hoogleraar gezondheidsrecht en advocaat. ‘Niet alle vrouwen doen zo’n echo.’ Bovendien zijn er andere ernstige afwijkingen, zoals een zeldzame blaarziekte, die niet met een echo te detecteren zijn.
Volgens hem zijn kinderartsen mogelijk angstig voor vervolging. ‘Er heerst een zekere schrik.’ Artsen die het leven van een pasgeborene beëindigen, zijn in principe strafbaar. Maar zaken worden vrijwel altijd geseponeerd als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo moet het kind onder meer ondraaglijk en uitzichtloos lijden.

Meldingsbereidheid
De commissie, die voor een groot deel uit medici bestaat, vermoedt ook dat artsen onbekend zijn met de toetsingsprocedures. Daarom is de commissie dit najaar met een rondgang begonnen langs alle intensive care-afdelingen voor baby’s, die de meldingsbereidheid moet vergroten. Sinds die tijd is er tenminste één melding geweest.
Hoogleraar kindergeneeskunde Pieter Sauer van het UMCG bevestigt de vermoedens van de commissie. ‘Ik denk dat er nog steeds niet volledig wordt gerapporteerd over levensbeëindiging door kinderartsen. Het is bekend dat het weleens gebeurt. Dat zullen we onder ogen moeten zien. Maar wie steekt er als eerste zijn nek uit? Dan ben je toch een soort proefkonijn. Daar staat niemand om te springen.’

Een paar baby's
Hoogleraar kindergeneeskunde Sauer (UMCG) schat dat er jaarlijks ‘een paar’ gevallen van actieve levensbeëindiging van pasgeborenen plaatsvinden. ‘Het zullen geen 20 baby’s per jaar zijn, zoals de commissie-Hubben denkt, maar het zijn er ook geen nul.’
Bij die paar gevallen zitten volgens hem vooral kinderen met aangeboren afwijkingen en kinderen die een ernstig zuurstoftekort hebben opgelopen tijdens de geboorte. ‘Dat gebeurt een paar keer per jaar.’ Het gaat bij actieve levensbeëindiging meestal om kinderen die niet meer op de intensive care liggen en zelfstandig kunnen ademen, zegt hij. ‘Want als baby’s nog op de intensive care liggen en de behandeling wordt gestaakt, dan is dat in principe geen actieve levensbeëindiging.’

Intensive care
Toch kan er op de intensive care ook wel sprake zijn van actieve levensbeëindiging, zegt hij. ‘Als een baby van de beademing wordt gehaald, dienen artsen soms spierverslappers toe. Dat doen ze om te voorkomen dat het kind naar adem gaat happen. Het is vreselijk als je dat als ouder mee moet maken. Maar een baby kan niet overleven met die spierverslappers. En daarom vind ik dat dit ook onder actieve levensbeëindiging valt. Ik ben ervoor dat dit gemeld wordt. Maar hierover verschillen artsen van mening.’ Volgens hem gaat het om 20 tot 30 gevallen per jaar.
Ook de commissie-Hubben is van mening dat artsen in deze gevallen zich moeten melden.
Hans van Goudoever, hoofd van de neonatale ic-afdeling van het Erasmus MC, stelt echter dat het uitmaakt of een baby al stervende is. ‘Als je een baby tijdens zijn laatste uur spierverslappers toedient, omdat je er absoluut zeker van wilt zijn dat hij niet lijdt, is dat anders dan wanneer je dat doet om zijn leven te beëindigen.’ Volgens hem heeft er op zijn afdeling, de grootste van Nederland, in 2008 geen actieve levensbeëindiging plaatsgevonden.
De commissie-Hubben toetst ook de late zwangerschapsafbrekingen, na 24 weken. Daarvan werden in 2008 drie meldingen gedaan. Twee daarvan werden als zorgvuldig beoordeeld. In een geval achtte de commissie zich niet bevoegd.

© Volkskrant – 3 november 2009